Tijdens het jaarlijkse teerfeest van de Kon. Harmonie Sint-Bavo in januari 1953, las muzikant Marcel Janssens (neen, niet de wielrenner) een zelf geschreven gedicht voor over het wel en wee in het Wilrijk van het voorbije jaar.
Dit dichtwerk van meer dan twintig strofen, met weliswaar weinig aandacht voor de dichtvorm (als het maar rijmt), bestaat uit twee delen. Eerst brengt deze volkspoëet een pittige dorpskroniek, dan hekelt hij de werking en de leden van de muziekmaatschappij.
Wij beperken ons tot het Wilrijkse gedeelte
1952
Wilrijk, ons dorp, dat mag er zijn.
’t Is een groot dorp, of liever, een stad in ’t klein
Wilrijk wordt ook wel het Geitendorp genaamd
En is dan ook overal befaamd
Want de geit is een nuttig beest, zo van z’n eigen
Ze geeft melk en vlees, om maar van de zwarte bollekes te zwijgen
Want, als ik daar moest over bezig geraken
Dan zou ik Zwarte Jef[1] nog jaloers gaan maken.
Wilrijk, zo in zijn geheel genomen
Daar mogen vele dorpen eens achterkomen
Al hebben wij geen Belfort, geen Schelde, geen Manneke Pis
Het slaat bij ons op de kerk ook 12 uren, als de klok niet kapot is.
Met de politie is het in Wilrijk in kruiken en kannen
Al waren dan den Bal en Jef Verhulst [2] toch ander mannen
Maar ja, dat was in de tijd van de pjèren
En van de velo’s met een carbuurlantèren
Wilrijk, aan sport doen ze allemaal
Hier in open lucht en daar in een zaal
Voetbal, coureurs, het plein van de hond
En in ’t park, daar zit het kaartersverbond
Als ge in dat park kastanjes ging gooien of shotten
Kreegt ge twee minuten later de Loze[3] achter uw botten
Als ge dan moest gaan lopen, dan gaaft ge nogal zwam
‘k Wou dat Gaston Reiff [4] daar maar eens achter kwam.
Wilrijk, goei coureurs kunt ge er niet “vinden”
Ze kunnen wel, maar ze willen niet winnen
En shotten kunnen ze hier ook al niet meer
Ze zitten in Provinciale, is dat een eer?
En toch komt er een tijd, en die tijd komt voor velen
Dat we van je leven, nog eens tegen den Beerschot zullen spelen.
Wilrijk, de jaarmarkt is een grote dag voor allen
Daar zijn er al veel “van de stijve arm”[5] in de goot gevallen
Ge kunt die dag gemakkelijk over de koppen lopen
Maar als ge dat wou doen, zoudt ge het wel bekopen
Ge ziet er koeien, peerden, varkens en één schaap
En tussen het volk : ne kramer met een kleine aap
Ge koopt er karamellen en smoutebollen
En zelfs een machientje om uw mouwen op te rollen.
Een Bloemenstoet hebben we nu ook al jaren
Al moest ge dit jaar goe zien of er wel bloemen bij waren
Maar allez, zo komt alles nog best tot zijn rechten
Ze hebben nu toch niet voor de eerste prijs moeten vechten.
Twee processies naar Scherpenheuvel, da’s bijlange niet zot
Al zitten er bij het keren, veel op de kar tot in den Oude God
Maar de mannen die met de velo rijen
Die ziet ge onderweg zeker zitten vrijen
Maar ja, da’s een kwestie van de geest te verlichten
En een manier om hun bedevaart in te richten
En gaan ze s‘ zondags eens op zwier
Ze drinken pils, export of bergenbier
Ze drinken bieren van De Geyter of Van Reeth[6]
En soms wel coca-cola, al is dat negerzweet.
En verveelt ge u ’s avonds thuis
Waarom komt ge dan niet naar het Gildenhuis?[7]
Speel er een biljarke of tafelvoetbal
Bier is er altijd en met kermis is het bal.
Eten kunt ge hier goed, als ge wilt betalen
Of gaat anders bij den Boxer frieten halen
Het mag wel zijn, want in de tijd van de moffen
Hebben we toch genoeg droog brood moeten boffen
Wilrijk, hier hebt ge ook dingen die uw leven vergallen
Koop maar eens veloplaat, het kost u 100 ballen.
Maar toch doen ze hier werken van gewicht
Zie maar naar het Kerkeleiken, dat is nu verlicht
En de mannen die het licht daar lèje
Zullen wel geweten hebben, waarom ze dat dèje.[8]
Wilrijk werd ook bekend in verre landen en streken
Dat hebben wij te danken aan Pater De Deken
Wat die mens heeft ondervonden aan den lijve
Daar kunt ge gemakkelijk een heel dik boek over schrijven
Maar hij heeft een straat gekregen, da’s knap gedaan
En op de Bist hebben we er een standbeeld van staan.
We hebben ook in Sint-Bavo een nieuwe pastoor gekregen
En zoiets is voor ons toch wel een zegen
Al is hij wat kaal, hij is bijlange niet mis
En ik durf zeggen dat het ne goeie is
Hij doet zijn best, hij doet wat hij kan
En iemand die dat doet, dat noem ik een man
En het is in naam van ons allen dat ik hier verklaar
Wij houden pastoor Wijnants voor minstens honderd jaar.
Er werd me ook gevraagd, doe er nog een woordje bij
Over die mannen van de maatschappij
Dus, als ge ergens een groep mannen ziet
En die spelen op hun duizend gemakken
Denk dan maar gerust, dat is de Harmonie
Of beter gekend, de Giletzakken.[9]
[1] Zwarte Jef leurde op kermissen en jaarmarkten met hoestbollen
[2] Legendarische figuren van het Wilrijks politiekorps
[3] Parkwachter
[4] Gouden medaillewinnaar Olympische Spelen Londen 1948 -atletiek 5000m.
[5] Een arm die stijf is geworden door het voortdurend heffen van het glas.
[6] Wilrijkse brouwers
[7] Het vroegere Gasthof, huidig café-restaurant Bistro4 in de Heistraat
[8] Was een onverlicht straatje omzoomd met bomen en struikgewas. Een ideale plek voor vrijende koppels.
[9] Bijnaam van de Kon.Harmonie Sint-Bavo