Bert Peleman (1915-1995) schreef in 1972 twee gedichten over Wilrijkse hoven van plaisantie. Het toen reeds vervallen kasteel Hof Ter Beke maakte op hem een diepe indruk; in een kort gedicht mijmert hij over het Schoonselhof dat begraafplaats werd
Schoonselhof
Hoe ligt de klank van fluit en tamboerijn
Hier bij een vreemde pijn verstild…
Hoe rilt het water met de zwaan
En werd er waan tot werkelijkheid…
Hoe glijdt het leven naar de dood
En noodt dit “hof” ons tot bezinnen
Voor dat de dood haar net gaat spinnen
Hof Ter Beke
Bij een vervallen kasteel
Slechts als een “klare beek” kan vloeien
-vergroeien met het groenste veld-
zo wordt van u verteld
dat gij gebloeid hebt als niet één
Hoe kon uw steen
zo worden aangevreten?
Hoe schuilen in de reten
van dak en zolder
alleen nog raaf en uil?
Hoe werd uw vijver modderkuil
waarin uw ramen en uw deuren
steeds verder openscheuren
Hoe kon uw glans zo grauw verkwijnen?
Alleen de bomen schijnen niet te weten
Dat gij wordt weggevreten
Door de tijd
Die u steeds dieper openrijt
Want zie! Alleen de bomen
dromen nog voort
als in een lustprieel:
onwetend,
wachters bij een spookkasteel!.
Uit: Flandria Illustrata, Kastelen in Vlaanderen – deel 2( uitg.J.E. Buschmann, Antwerpen, 1972)