Steytelinck
Ann Bergmans, geboren in Mol, voltooide haar biologie-licentiestudies aan de Universiteit Antwerpen (Campus UIA) en verbleef in het studentenhome aan het Dokter Donnyplein. Zij kwam zeer vaak in het Steytelinckpark, om te wandelen, te bezinnen, te lezen en gedichten te schrijven.
In 2001, zij was toen 23, nam zij deel aan een Poëziewedstrijd, met thema Wilrijk, ingericht door het Cultureel Centrum De Kern en werd met volgend gedicht bekroond
Steytelinck 1
Winterhanden
reiken
uit
ogen verblind door de zon
teruggekaatst door dunne spiegels
die de vijver warm houden
Ze zijn breekbaarheid
ze zijn oude lieve woorden
je valt er zo doorheen
Ze zijn jij en ik
samen koud
of een kindje
met wanten
aan zijn jasje
ongewoon gewoon
Steytelinck 2
“Met hetzelfde lief in gedachten maar met meer drama”, zegt Ann, schreef zij enkele maanden later in hetzelfde park dit
Het doet me
meer pijn
om onder een
blauwe hemel
net niet bij groot
geluk te kunnen
dan het te kennen
als iets dat
volgens jou
niet bestaat
Misschien hadden we
het beter niet geweten
om volgende winter
niet te hoeven begrijpen
hoe warm
het ons had kunnen
houden
Klacht
Langs het wandelpad van het gemeentepark, ongeveer ter hoogte van de afslag naar de Steytelincklei, staat een Amerikaanse eik van meer dan 200 jaar oud. Tot begin jaren negentig van vorige eeuw had deze majestueuze boom een reusachtige zijtak die over de wandelweg hing en moest ondersteund worden door een houten andreaskruis. Ouderen onder ons zullen zich deze constructie onder de tak allicht herinneren. Het gewicht van de tak alleen werd geschat op anderhalf ton. Toen het houten kruis was versleten werd, om veiligheidsredenen, de tak afgezaagd.
De Wilrijkse volksdichter Jef Devillers diende in 1970 volgende klacht in over het verder bestaan van die boom
Hij staat machtig, schoon
de zware eikenboom
Als een koning, zo rijk
in het park van Wilrijk
Hij staat als emigrant
zijn afkomst: een ver land
De takken hoog in de lucht,
reikend naar ’s vogels vlucht
Doch een zware last, die dwingt
dat hij geen ruste vindt.
Hij houdt zich recht
en jaren vecht
tegen d’oeroude macht,
de zwaartekracht.
Toen hielp de wind,
dit natuurkind
ontnam hem de tak,
die zich te ver gewaagd had.
Maar niet genoeg
dat maakt hem droef.
Niemand hoort zijn kreun.
Heer, geef hem een steun,
want eenmaal zal,
hij voelt het al
’t zal later blijken,
zijn kracht bezwijken.
Dan breekt ook d’andere tak,
die zich te ver gewaagd had,
en blijft slechts een wond,
maar ’t hart gezond
verlicht, met hoge kruin
blijft hij staan, schuin,
de koning te rijk,
de Amerikaanse eik.